Skip to main content

Orgelcommunicatie

Een gesprek met Francesca Ajossa

“Een organist heeft enkel de oren van zijn luisteraars” laat Francesca Ajossa, de nieuwe Contius organist in residentie 2024-2025, zich ergens in het midden van het gesprek ontvallen. Terwijl het gesprek zich ontvouwt, lichten er enkele levenslijnen op: haar ontwikkeling als uitvoerend musicus, haar bijdrage als kerkorganiste aan een eeuwenoude traditie en haar zoektocht naar inspiratie. De mogelijkheden van muziek als communicatiemiddel is de verhaallijn die dit alles als een fijne zijden draad tot een kleurrijk geheel weeft. Hoe ze ook uw oren zal aanspreken, hoort u op dinsdag 21 mei.

Ajossas leven kent een geweldige internationale flair. Momenteel woont en werkt ze in Nederland maar haar roots liggen in Italië. Daar mocht ze, naar Italiaanse gewoonte, als tienjarige aan het conservatorium toegangsexamen doen voor verschillende instrumenten. Ze werd toegelaten voor orgel, gitaar en viool. Het orgel kende ze van haar vader die als jonge, bescheiden organist hier en daar een koor begeleidde en doordat ook haar school verbonden was aan een kerk, met dienstdoend orgel. “Hoewel het vertrouwd aanvoelde, wist ik niet wat ik ervan moest verwachten. Gelukkig werd ik altijd begeleid door docenten die me bleven aanmoedigen om mijn grenzen steeds te verleggen.” vertelt ze. Toen ze haar middelbareschooldiploma al op zak had, had ze nog een jaar conservatorium te gaan, een jaar dat ze uiteindelijk doorbracht in Rotterdam. “Mijn bewondering voor Ben Van Oosten, die toen hoofdvakdocent was aan het Rotterdamse conservatorium, is wat me voor Rotterdam deed kiezen. Ik kende hem van zijn opnames van Frans romantisch en symfonisch repertoire – muziek die ik eigenlijk heel moeilijk vond. Maar zijn muzikaliteit, die expressiviteit, ik wilde het allemaal gewoon leren.”

In Rotterdam behaalde ze uiteindelijk niet alleen haar Master in Orgel maar maakte ze ook kennis met een rijke orgelcultuur. Het verschil in kerkelijke traditie leefde ze zelf: “In Italië geldt nog vaak de gregoriaanse traditie en is men meer gericht op vocale muziek. Terwijl hier in de Lage Landen het orgel de samenzang begeleidt tijdens de kerkdiensten waardoor het ook echt een centrale plek inneemt. Orgels worden daarom beter onderhouden, wat op zijn beurt publieke belangstelling voor orgelactiviteiten veel evidenter maakt.” De religieuze connotatie van het orgel schuwt ze ook niet. “Vanuit de traditie, het repertoire en de componisten spelen er nu eenmaal religieuze thema’s. En een orgel op zichzelf straalt ook al enige sacraliteit uit, daar zo hoog boven de mensen.” Zonder afbreuk te doen aan die sacraliteit wil Ajossa wel de menselijkheid van het instrument accentueren. “Ik voel wel een angst sluimeren dat orgels door hun kerkelijke traditie te snel als oninteressant worden gecategoriseerd. Misschien dat het in een geseculariseerde samenleving, als de onze, geen kwaad kan om te beseffen dat een orgel een instrument is net als elk ander instrument: het heeft iemand nodig die het bespeelt. Zonder de organist is een orgel een voorwerp. ”

Onzichtbare muziek

Toch is het orgel geen instrument zoals een ander. Want een muzikant is zelden zo onzichtbaar als een organist dat wel is. “Als organist moet je harder werken om je werk te laten horen, om je muzikale ideeën te communiceren. Want een van de belangrijkste communicatielijnen tussen muzikant en publiek ontbreekt gewoonweg.” Ze wijst erop dat andere musici, zoals pianisten bijvoorbeeld, hun lichaamstaal gebruiken om het publiek voor te bereiden op wat ze gaan horen. “Ook violisten of fluitisten bewegen op hun muziek. Als organist heb je geen enkel visueel element dat het publiek kan helpen om de emotie van de muziek te vatten. Wij moeten het hebben van onze timing of interpretatieve keuzes.”

Haar interesse om de relatie tussen de organist en zijn publiek te doorgronden, ontstond tijdens haar studie muziekpsychologie in York en groeide daarna door naar haar huidige onderzoek naar de relatie tussen muziek en beweging. Een onderzoek dat ze aanvatte als doctoraatsstudent aan de KU Leuven en het Orpheus Instituut in Gent. De onzichtbare organiste gaat op zoek naar alternatieve lijnen van communicatie met haar publiek. En wat ontbreekt, dat laat ze nu dansen: “Door te werken met dansers, worden zij een projectie van mijn lichaam en gebaren tijdens het concert. Tegelijkertijd geven ze ook expressie aan ideeën en gebaren die in de muziek zelf verborgen liggen”

“Door te werken met dansers, worden zij een projectie van mijn lichaam en gebaren tijdens het concert. Tegelijkertijd geven ze ook expressie aan ideeën en gebaren die in de muziek zelf verborgen liggen.”

Samen met hen concerteren vergrootte ook haar eigen lichaamsbewustzijn. “Plots vond ik het zo gek dat je aan het conservatorium wel het advies krijgt om die of die passage te spelen ‘alsof je zingt’. Maar nooit of te nimmer ‘alsof je danst’, terwijl ik net ervaar dat dat zo’n interessante benadering van muziek kan zijn. Ik lees in de aanwezigheid van ‘mijn dansers’ zo’n ongelofelijke feedback.” De relatie met dans verrijkte niet alleen haar lichaamsbewustzijn maar ook haar muziekpraktijk. Het hielp haar om nog doordachter, nog reflectiever te zijn. Ze vertelt dat ze in haar interpretaties nu veel bewustere keuzes maakt. Ze moest ook wel: “Je staat er niet bij stil hoe vaak je als muzikant kiest voor een instinctieve aanpak of dat je iets speelt omdat het altijd zo gespeeld wordt. Maar in een samenwerking met dansers kom je daar niet mee weg.” Het automatisme doorbreken, dat was ook waarom ze zich inschreef voor muziekpsychologie. Dat deed ze nadat ze in het Duitse Ratingen actief was als organ scholar en in Hamburg haar masteropleiding in claviorganum vervolmaakte. Internationale flair, weet u wel?

Ongespeeld is onbemind

Op dinsdag 21 mei neemt Francesca Ajossa plaats achter het Contiusorgel en opent ze de reeks Bachconcerten van dit seizoen. Het was even wennen aan het idee dat haar concertprogramma al was ingevuld. De Contius Foundation nam niet alleen de beslissing om het volledige oeuvre van Bach voor orgel uit te voeren, maar zorgde ook voor de planning ervan. Ze mag dan gewoon zijn om haar programma’s zelf samen te stellen, al dan niet in samenspraak, de verscholen waarde van dit Bachprogramma ontgaat haar niet: “In concerten speel ik vaak één of twee Bachstukken, vaak grotere werk zoals preludes of fuga’s. Maar intiemere partita’s of kleine koralen zal ik eerder reserveren voor een kerkdienst.” De partita Christ, der du bist hoorde ze al vaak, maar speelde ze nog nooit zelf. Samen met enkele voor haar onbekende, kleinere stukken staat die nu wel op haar planning. “Het programma opbouwen met zo’n variëteit aan composities was een boeiende oefening, want als muzikant houd je er ook van om een verhaal te vertellen.”

In de voorbereiding van de lunchconcerten – ze speelt er dit seizoen vier – krijgt haar creativiteit dan weer ruim de baan. Bach and more is de werktitel die ze voor zichzelf koos. Enthousiast vertelt ze dat het Contiusorgel ideaal is voor oude muziek. “En Bach in het bijzonder! Maar ik wil ook ander repertoire laten klinken.” Dus combineert ze Bach’s Passacaglia met een sonate van Hugo Distler en Variations sur un thème Clément Jannequin van Jehan Alain. De drie componisten vinden elkaar in hun klassieke vormen maar van daaruit geven hun verschillende talen vervolgens andere klanken en weerspiegelen ze andere werelden.

Groeiklanken

De subtiliteit van haar muziekkeuze onthult een evolutie in haar relatie met het Contiusorgel. De drang om het potentieel van dit instrument te willen verkennen is onmiskenbaar. “Toen ik het orgel voor het eerst ontmoette, was het een schok.” herinnert ze zich. “Ik moest wennen aan de afmetingen en de directheid van de klank. Maar juist daarom is het zo fijn om in residentie langere tijd verbonden te zijn aan dit instrument.”

“Het is een bijzondere ervaring dat kunst niet enkel een functie op zichzelf heeft,
maar dat die kunst ook actief deelneemt aan maatschappelijke gesprekken.”

Als organist in residentie kijkt ze ook vol verwondering rond achter de schermen van de muziekwereld. “Omdat ik de Artistieke Raad van de Contius Foundation mag bijwonen, leer ik ook op die manier weer andere dingen bij. Ik krijg inzicht in hoe festivalthema’s gekozen worden en hoe artiesten worden geselecteerd in relatie tot die thema’s.” Haar rol gaat ook verder dan die van organist in residentie; ze fungeert ook als vertegenwoordiger van de jongere generatie. Dat is tegelijkertijd ook wat haar charmeert, dat er naast het artistieke ook ruimte is om te focussen op het maatschappelijke. “Het is een bijzondere ervaring dat kunst niet enkel een functie op zichzelf heeft, maar dat die kunst ook actief deelneemt aan maatschappelijke gesprekken.”

Ajossa heeft begrepen hoe de organist misschien wel de enige muzikant kan zijn die kan schitteren in zichtbare afwezigheid. Ervaar zelf hoe ze zonder zichtbare gebaren de wereld tot klinken brengt.

Julie Hendrickx