Voor Enno Gröhn, veelgeprezen Duitse organist en improvisator, is improviseren geen vrijblijvende vingeroefening, maar een dialoog met het instrument, de akoestische ruimte, de luisteraar én met Bach. Tijdens zijn Contius-concert op dinsdag 16 september in de Sint-Michielskerk plaatst hij de meeste interessante werken van Bach naast eigen improvisaties.
“Wat mij fascineert,” zegt hij, “is dat je Bachs muziek overal kan spelen: op een blokfluit, zelfs op een oude gsm, en het blijft groots klinken. Het toont hoe briljant de compositie is. Ook op het orgel, zelfs als het werk er niet oorspronkelijk voor geschreven is, blijft Bach krachtig.” Gröhn speelt ook graag combinaties van stukken die niet bij elkaar horen. Barok, romantiek en moderne klanken vloeien samen. Zo mondt een geïmproviseerd Praeludium in C uit in het koraal Vom Himmel hoch gevolgd door een fuga uit Das Wohltemperierte Klavier. “Werken die niets met elkaar te maken hebben maar wel dezelfde toonaard delen en daardoor een soortgelijke uitwerking hebben.” Een idee dat hij herneemt aan het einde van zijn concert: “Ik improviseer een Fantasia die gevolgd wordt door het Adagio uit de Triosonate in G groot om dan af te sluiten met een geïmproviseerde fuga in dezelfde toonaard.” Of het koraal Alle Menschen müssen sterben, met een indringende tekst over sterfelijkheid plaatst hij naast een Danse Macabre, een geheel dat hij afrondt met een moderne improvisatiestijl. “Dat soort contrasten vind ik niet enkel spannend maar zo ontstaat er telkens een echte dialoog tussen mijn improvisaties en de muziek van Bach.” Zelfs in contrast, weet Gröhn zich onlosmakelijk te verbinden met de geest van de meester.
Muzikaal vraagteken
Gröhn perfectioneert zijn improvisatiespel dan ook al tien jaar. Improviseren in de geest van Bach is een kunst die je niet zomaar onder de knie krijgt. En wat Bach net zo uitzonderlijk maakte, was zijn unieke combinatie van techniek, vrijheid en spiritualiteit. Gröhn: “Hoewel we weten dat hij een briljant improvisator was, hebben we geen idee hoe hij precies te werk ging. Zijn improvisaties klonken ongetwijfeld anders dan zijn gecomponeerde muziek. Eenzelfde niveau van complexiteit bereiken in improvisatie is waarschijnlijk onmogelijk. Alleen al technisch spelen op zijn niveau is bovenmenselijk, laat staan dat je daarbij nog ruimte vindt voor affect, spiritualiteit of inspiratie.”
Voor Gröhn gaat improviseren daarom verder dan virtuositeit, het is evenzeer een kunst om gevoel en diepgang te integreren in technische perfectie. Precies zoals bij Bach. De verwevenheid van tekst en affect, zoals Bach die in zijn Orgelbüchlein uitgewerkte, vormt voor Gröhn dan ook een essentieel kompas. En gevoelswaarde staat centraal in zijn programmakeuzes: uit het Orgelbüchlein koos hij dan ook het bijzonder actuele koraal Wenn wir in höchsten Nöten sein, juist omdat het zo sterk raakt. “Het gaat over crisis en hoop. Je zou het zo op vandaag kunnen toepassen, met alles wat er misloopt in de wereld. In het koraal laat Bach horen dat er in elke situatie iets is dat richting geeft, God. Maar Wenn wir in höchsten Nöten sein, is allesbehalve een simpele lofzang. Omdat het laat voelen dat muziek een emotioneel kompas kan zijn, een middel om vragen en twijfel hoorbaar te maken, is het eerder een muzikaal vraagteken. Met mijn eigen improvisaties wil ik uiting geven aan dat idee.”
Stilte is geen leegte
Naast het integreren van gevoel speelt ook het respecteren van de stilte een cruciale rol in zijn improvisaties. Gevoel kan pas echt spreken als er ruimte is om te ademen.“Maar bij vele improvisaties ontbreekt stilte vaak, waardoor het eindeloos doorpraten wordt zonder pauze. De enorme kracht van stilte wordt dan ook totaal miskend.” Voor Gröhn is stilte geen leegte maar juist een bron van tijd en inspiratie. “Wat ik prachtig vind, is dat zelfs als je stopt met spelen, de ruimte nog even doorgaat. Dat geeft je als improvisator tijd.” In de Sint-Michielskerk ervaart hij dat effect optimaal: “die rijke akoestiek maakt dat een kleine geste groot klinkt”. In een kleine dorpskerk zonder galm zou hij veel harder moeten werken om sfeer te scheppen, terwijl in een ruimte als deze net de uitdaging ligt in het niet te snel spelen, “anders wordt het onduidelijk.”
Het is duidelijk dat het orgel, net zoals bij Bach, ook voor Gröhn een grote inspiratiebron is. “De klankkleuren bepalen mijn keuzes”, vertelt hij. “Op het Contius-orgel klinken sommige toonaarden scherp en dissonant en anderen juist helder en stralend.” Contrasten die hij bewust uitspeelt door het Praeludium en de Fuga uit het Das Wohltemperierte Klavier in het scherpere E groot te zetten tegenover een Improvisatie in G groot omdat dat net mooi en open klinkt op het Contius-Orgel. Maar inspiratie haalt hij niet enkel uit de muziek en de grote meesters, maar ook uit literatuur, theater en dans. “Ik hou ook ontzettend veel van dramaturgie: hoe je iets plaatst, hoe dat valt.”
Levende muziek
Over de vraag wat hij Bach zelf zou willen vragen, hoeft Gröhn niet lang na te denken: “Wat gebeurde er in zijn hoofd, in zijn hart net voordat hij begon te componeren? Waar kwam bij hem die eerste vonk vandaan?” Tegelijk benadrukt Gröhn toch ook dat we ons vandaag niet mogen beperken tot het spelen van wat eeuwen geleden geschreven werd. Net zoals Bach in zijn tijd, moeten musici opnieuw durven creëren. Bach’s muziek hoeft niet enkel oefen- of concertmateriaal te zijn, maar we kunnen het ook zien als een voorbeeld van hoe muziek ontstaat. “Als we die les serieuzer nemen,” besluit hij, “kan klassieke muziek weer relevant worden – ook voor een jong publiek. Muziek van vandaag, voor vandaag. Muziek moet meer zijn dan enkel traditie.” Enno Gröhn beoogt met zijn concert op 16 september niet alleen een ontmoeting met Bach, hij zet ook de onuitputtelijke mogelijkheden van het orgel als instrument van zowel traditie als vernieuwing in de verf. Hij laat iets horen wat Bach ongetwijfeld herkend zou hebben: levende muziek!
Julie Hendrickx
Koop tickets